Goed rekenonderwijs is gebaseerd op vier hoofdfasen in de ontwikkeling van rekenen:
- ontwikkelen van goede rekenwiskundige concepten
- ontwikkelen van goede oplossingsprocedures
- vlot leren rekenen
- rekenkennis en rekenvaardigheden toepassen.
Deze vier fasen verlopen altijd in onderlinge wisselwerking, maar ook in wisselwerking met andere (sub)domeinen van rekenen. De basisvaardigheden tellen, optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen worden vaak in stappen na elkaar ingeoefend: eerst tellen, dan optellen, dan aftrekken, vervolgens vermenigvuldigen, vooral de tafels leren, en daarna delen. In feite vormen deze subdomeinen een geheel en de ontwikkeling daarvan verloopt in onderlinge samenhangen. Dat geldt ook voor breuken, kommagetallen en procenten en eveneens voor het metriek stelsel (lengte, gewicht, inhoud, oppervlakte).Dat betekent dat een leerling voortdurend heen en weer gaat in parallel cirkels van het hoofdlijnenmodel, ofwel 4-fasenmodel. Leerlingen zijn binnen de diverse subdomeinen voortdurend ergens in deze cirkel. (ERWD po, pg. 75)
In vo en mbo wordt verder gebouwd op deze vier fasen. Daarbij gaat het om:
- verder ontwikkelen van rekenwiskundige concepten
- verder ontwikkelen en consolideren van oplossingsprocedures
- vlot rekenen en onderhouden
- flexibel toepassen en verdiepen
ERWD vo, pg. 89
ERWD mbo, pg. 87